Peter Sneep en Wim Sneep

… uit het voorwoord …

Het is wonderlijk gesteld met deze verhalen. Dat ze bestonden was wel zo ongeveer bekend – bij sommigen dan – maar er werd nauwelijks over gesproken. Zijn enig nog levende dochter Annie (1933) herinnert zich bij het zien van de manuscripten dat ze er waren, maar niet dat haar vader daaraan werkte en dus ook niet wanneer dat was. Hij bewaarde ze echter en zijn met het opruimen van de bejaardenflat in De Schutse (Rotterdam-Ommoord) meegenomen door zijn oudste dochter Jo (1929-1998); haar zoon Gerrit bewaarde ze na haar overlijden. Onaangeroerd hebben ze in een schoenendoos de tijd doorstaan. Wetend van deze verhalen had kleinzoon Peter zich ten doel gesteld de geschreven manuscripten uit te werken. Hij kreeg ze te leen en begon, maar maakte het nog niet af. Ongeveer twintig jaar na deze eerste poging kreeg het plan echter een nieuwe impuls. Een volgende neef, Wim, begon belangstelling te krijgen voor de verhalen. Vanaf dat moment komt weer nieuwe energie los om ze alsnog aan de vergetelheid te ontrukken. Wim en Peter gaan samen aan het werk om de verhalen uit te typen. Het resultaat ligt voor je.

Wij hebben met plezier aan de uitwerking ervan gewerkt, alleen al omdat onze gesprekken erover ons dikwijls terugvoerden naar het Rotterdam van onze jeugd. Ook hebben we momenten van twijfel gehad en neigden we het bijltje erbij neer te gooien. Was het werkelijk de moeite waard om er zoveel tijd en energie in te steken? Wie wil ze nog lezen? En inderdaad, dit boek komt vast niet in de bestsellerlijst te staan van de betere boekhandel. Maar door deze twee verhalen kijken we een beetje mee in het (jeugd)leven van onze markante opa.

A.S. van Niervart